Een Braziliaanse vrouw die genoemd wordt in diverse rechtszaken in haar land van herkomst, mag aan Brazilië uitgeleverd worden. Dat concludeert de Raad van State.
Het gebeurt niet elke dag dat de Raad van State zich moet uitspreken over een uitlevering van een persoon aan een ander land. Op 12 juni gebeurde dat wel. Die dag stond de zaak A. 229.585/XIV-38.192 op de agenda. Een vrouw wordt genoemd in diverse rechtszaken in Brazilië en dat land vroeg aan België om uitlevering van de dame die zich in ons land bevindt. De vordering, ingesteld op 8 november 2019 bij de Raad van State, strekt tot de schorsing van de tenuitvoerlegging van de beslissing van de minister van Justitie van 10 september 2019, waarbij de uitlevering van verzoekster aan de regering van Brazilië wordt toegestaan.
Dossier sleept al een jaar aan
Het dossier begint al ruim een jaar geleden. Met een verzoek van 3 juni 2019 vraagt Brazilië de uitlevering van verzoekster, van Braziliaanse nationaliteit, op grond van een vonnis van 21 maart 2019 van de rechtbank van Parana, het eerste federaal district van Campo Mourao. De kamer van inbeschuldigingstelling van het hof van beroep te Gent brengt op 16 augustus 2019 een gunstig advies uit over het verzoek tot uitlevering van verzoekster. Op 10 september 2019 staat de minister van Justitie de uitlevering toe.
In het auditoraatsverslag (opgesteld op vraag van de Raad van State) staat dat de verzoekster (de Braziliaanse vrouw dus) geen verzoekschrift tot nietigverklaring heeft ingediend binnen de daarvoor gestelde termijn. Verzoekster heeft de mogelijkheid ook niet benut om nog een andere visie op de beoordeling door het auditoraat weer te geven.
Braziliaanse vrouw vangt bot
“In die omstandigheden en na een eigen onderzoek, ziet de Raad van State geen reden om het anders te zien dan het auditoraat en bevindt aldus, de redenering van het auditoraatsverslag bijvallend, de vordering tot schorsing niet-ontvankelijk”, luidt het arrest, dat begin juli werd gepubliceerd.
In gewone taal: de Braziliaanse vrouw heeft dus bot gevangen bij de Raad van State en moet de kosten van de zaak ook betalen. De uitlevering is hiermee bijna een feit. De procedure bij de Raad van State was in feite een (duur) vertragingsmanoeuvre.