Dat ze het in het klassieke politieke bedrijf niet lang zou uitzingen, leek al een tijdje duidelijk. Ze is een extreem-linkse activistische politica die voor Groen in de Kamer zetelde, maar daar eigenlijk niet uit de verf kwam, ook al liet ze zich wel een keer scherp horen tegen ‘extreemrechts’. Maar wetgevend werk leveren en via commissiewerk haar standpunten ventileren en verdedigen, zou er niet echt aan te pas komen nu haar partij zelf aan de kant van de meerderheid staat. En daarom vond ze een goed uitgekiende uitweg om haar ideeën toch in de bloedbanen van het land te injecteren: mee het beleid vormgeven.
Ze verlaat dus de Kamer met volgende boodschap: “De komende jaren zijn bepalend voor de toekomst van ons land. Met de opkomst van extreemrechts en de groeiende antipolitiek, zijn de uitdagingen op vlak van gendergelijkheid, gelijke kansen en diversiteit zeer groot. Mijn inhoudelijke expertise is wat me in de politiek heeft gebracht. Nu grijp ik de kans om net rond die thema’s mee aan het beleid te werken.”
Wellicht op basis van een lucratieve deal – want een Kamerzitje laten schieten scheelt een slok op de borrel -, verkast ze naar een vooraanstaande functie op het kabinet van staatssecretaris voor Gendergelijkheid, Gelijke Kansen en Diversiteit Sarah Schlitz (Ecolo). Daar wordt ze politiek directeur en woordvoerder. Dat heeft ze zo aangekondigd via Twitter en Facebook. Naar eigen zeggen heeft ze ervoor gekozen om het beleid te kneden en te implementeren, in plaats van op het politieke podium te staan. Dat ze daarmee haar ruim 18.000 Vlaams-Brabantse kiezers die ze in mei 2019 het vertrouwen vroeg in de kou laat staan, is klaarblijkelijk nog niet tot haar doorgedrongen. De activistische passie is duidelijk groter: “Ik laat me in mijn keuzes altijd leiden door mijn drang om met inhoud bezig te zijn en impact te hebben.” Men kan zich in die gedachtegang afvragen of ze daarmee dan ook wil gezegd hebben dat ze zich in haar keuze om parlementslid te worden vergist heeft, want dat ze daar niet kan doen wat ze eigenlijk wilde.
Het valt dus af te wachten wat er vanuit het kabinet-Schlitz binnenkort in de beleidsbrief van de staatssecretaris zal staan en of men daar de pen van Soors in zal terugvinden. We zijn bovendien benieuwd of deze voormalige Vilvoordse deradicaliseringsambtenaar ook haar recent pleidooi voor het invoeren van het Arabisch als derde taal ‘via het beleid’ zal laten honoreren. En of ze zal blijven pleiten voor een herziening van artikel 150 van de grondwet om voortaan elke vorm van ‘haatspraak’ – lees: niet-politiek correcte standpunten die buiten de ‘mainstream’ vallen – voor de correctionele rechtbank te brengen.
Jessika Soors kon het open debat met politieke tegenstrevers maar moeilijk aan. We herinneren ons haar doortocht in Terzake, recht tegenover een gehaaide Tom Van Grieken. Het bekwam haar niet goed. Het hakte in op haar reputatie en zij werd een blijvende bron van spot.
Misschien was haar overstap naar ‘het beleid’ voor haar daarom toch eerder een veilige vlucht naar een bevriende haven voor ‘politieke vluchtelingen’?!