Uit het niets kreeg ik ooit een telefoontje van William Selleslagh, ex-voetballer van KV Mechelen. Ik leerde hem kennen bij de “Jassen”, zoals men de ploeg van het leger toen noemde. Samen met Ivo van Herp, de Mechelse topschutter in de jaren zeventig, wilde hij ons nog eens samenbrengen. De verhalen uit de oude doos konden weer bovengehaald worden.
Wij wonnen in het jaar van onze legerdienst de Kentishbeker, een zeer begeerde trofee in legermiddens. Wij versloegen, op het veld van Beerschot, de Fransen met 2-1. Tijd om te feesten. We kregen de toelating van onze commandant en tevens trainer, Albert Bers, om met de legerbus te stoppen in “De Sotscop”, een beruchte kroeg in Mechelen. Onze commandant, lichtjes aangeschoten, was in gesprek met een plaatselijke schone. Wij besloten te vertrekken, maar we waren ‘den Albert’ wat uit het oog verloren. Halverwege kwamen we tot de bevinding dat we hem waren vergeten, maar we besloten toch maar door te rijden. Hoe Bers thuisgeraakt is, weet ik niet, maar de volgende morgen bij het appel waren we er niet gerust in. “We gaan hier iets meemaken”, fluisterde Broos mij toe. Maar onze commandant kwam lachend de kamer binnen, en repte met geen woord over het voorval. We mochten tot onze grote verbazing naar huis vertrekken.
Ivo van Herp
Later moesten we met het leger een match spelen tegen Italië, in Lecce. We vlogen erheen in een oude ‘Flying Boxcar’, een echt museumstuk. De ganse vlucht zaten we daar met een zwemvest op onze buik en een parachute op de rug. We moesten een tussenlanding maken in Marseille om bij te tanken en iets te eten. Dat was geen zicht, wij met onze rammelbak tussen al die moderne jets van de Franse luchtmacht. Ik was er niet gerust in, want onze piloot kapte rustig een fles rode wijn naar binnen. Om nog maar te zwijgen van de copiloot. Het toestel maakte een hels lawaai en Ivo kreeg verschrikkelijke pijn aan zijn oren. Aangekomen in ons hotel, haastte hij zich naar zijn kamer om een beetje te rusten. Tijdens het avondeten ontbrak Ivo op het appel; ook op zijn kamer was hij niet te vinden. We begonnen ongerust te worden. Na lang zoeken vonden we hem. Hij zat al bijna een uur in een van de liften geblokkeerd, met zijn pijnlijke oren. In 1974 moesten we de voorlaatste wedstrijd van het seizoen thuis spelen, tegen KV Mechelen. Als we wonnen, waren we kampioen en dan was de laatste moeilijke uitwedstrijd tegen Beveren nog maar een formaliteit. De champagne stond al klaar in de ijskast. Het werd 2-2. Van Herp scoorde en was de hele match een gesel voor onze verdediging. Na de match in de kleedkamer zei ik tegen Broos: “We hadden hem in Lecce beter in die lift laten zitten…”