Enkele jaren geleden vormde China haar één kind-politiek om tot een van twee, en vandaag al drie. Beleidskeuzes die vooral een spartelend antwoord zijn op wat een existentieel probleem is. De vergrijzing is de molensteen rond de Chinese hals. En niet alleen stelt het probleem zich scherper dan aanvankelijk gedacht, de oplossingen lijken ook niet volstaan. Mogelijk wordt dit wel dé driver van de internationale profilering van het land de komende jaren?
Amper enkele jaren nadat de Chinese één kind-politiek opgetrokken werd naar een tweede nakomeling, komt er nu een derde bij. Anders gezegd: abstractie makend van de uitzonderingscategorieën die er voorheen ook al waren, is het Chinezen voortaan toegestaan hun gezinsuitbreiding op te tillen tot de categorie van, zeg maar, ‘kroostrijk’. Ongetwijfeld zullen heel wat ouders van deze mogelijkheid gebruik maken (nogal wiedes op een bevolking van 1,4 miljard), maar de indrukwekkende absolute cijfers zullen op een relatieve schaal wellicht ontoereikend zijn om het verhoopte effect te bereiken.
Bevolkingspiek
Aan de directe basis van deze beslissing, lagen enkele demografische cijfers die Peking als alarmerend interpreteert. In 2020 werden in China 12 miljoen baby’s geworden, 20 procent minder dan in 2019. Onmiddellijk het laagste cijfer sinds 1960, een moment dat het land van een meedogenloze hongersnood herstelde. Verwacht wordt dat binnenkort een bevolkingspiek zal bereikt worden, tien jaar eerder dan aanvankelijk gedacht. Van dan af gaat het bergafwaarts. Tegelijkertijd groeit het aandeel van de oudere bevolking met rasse schreden. Tegen 2040 zou die wel eens kunnen verdubbelen, en daar hangt een enorm prijskaartje aan vast. Het zijn de onderdelen van het probleem.
Uiteraard heeft de één kind-politiek, die in 1979 ingevoerd werd, een belangrijke rol gespeeld. Naar schatting zouden hierdoor de voorbije vier decennia 400 miljoen geboortes ‘ontlopen’ zijn. Maar ook andere te vaak miskende factoren speelden een rol. De urbanisatie, de opkomst van de middenklasse, maatschappelijke positie van de vrouw, stuk voor stuk drukten ze de vruchtbaarheidscijfers. Op dat vlak kent China duidelijke parallellen met wat zich in andere tijden in Westerse samenlevingen ingezet heeft. En dit verklaart ook waarom de invoering van de twee kind-politiek enkele jaren geleden niet de babyboom teweeg bracht waar het regime op rekende. Verwacht wordt dat dezelfde berekeningen en afwegingen die vandaag op gezinsniveau gebeuren het effect van deze recente beslissing zal ondermijnen.
Vergrijzingskost
Het is vooral de vergrijzingskost die zorgen baart. Men mag zich niet blind staren op aantallen. De 19de eeuw, waar demografie de grote driver van expansie was, ligt achter ons. Levende lichamen voor het slagveld en een bevolking om te belasten had men toen vooral nodig. Tijden van drones en cyber-activiteiten zijn een ander paradigma. Maar toch. Het binnenland bepaalt de slagkracht op het internationale toneel. In de Westerse wereld groeide de +60-bevolking tijdens de periode 1950-2015 met 24 procent. Het inkomen per capita was toen 41.000 dollar, zo blijkt uit onderzoek. China heeft nog 12 jaar nodig voor die beweging, maar met een hoofdelijk inkomen dat slechts op één derde van het Westen zit. De factuur die er vandaag is zal zienderogen toenemen zonder dat wonderoplossingen voorhanden zijn. Migratie is alvast geen optie, een bewuste politieke keuze. Het interne sleutelen zal niet volstaan. Is het dan zo gek te geloven dat China wel eens imperiale dromen aan dit gegeven zou durven koppelen? Het is een bekend adagium: China wordt oud nog voor het rijk is geworden. Rijkdom, die vind je elders. In het licht van de agressiviteit die het land ontwikkeld heeft de laatste jaren is dat geen geruststellend gevoel.