Op 11 november 1918 zwegen eindelijk de wapens van de Eerste Wereldoorlog. Althans bijna overal, want in Oost-Afrika bleef een klein Duits koloniaal leger dapper standhouden. Pas twee weken later kon bevelhebber Paul von Lettow-Vorbeck overtuigd worden zich over te geven. Het betekende het einde van de Duitse aanwezigheid op het zwarte continent.
Ieder zijn verhaal
Over de Eerste Wereldoorlog zijn vele bibliotheken gevuld. Veelal over de militaire evolutie in Europa. Het conflict van de Europese grootmachten in hun kolonies is steeds onderbelicht gebleven. De mariene bioloog Bas de Groot besloot met behulp van Duitse en geallieerde dagboeken en het nodige didactisch materiaal dit onderwerp in kaart te brengen.
Toen in Sarajevo de Oostenrijkse kroonprins het leven liet, bezat Duitsland vier Afrikaanse kolonies: Oost-Afrika (het huidige Tanzania), Zuidwest-Afrika (Namibië), Kameroen en Togo. Elk was geografisch geïsoleerd en vanaf augustus 1914 bijna volledig omringd door vijandige buren. Het verhaal van die Duitse kolonies tijdens WO I moet dan ook gelezen worden als vier aparte delen.
De rol van de Boeren
Er zijn wel wat parallellen: het gebrek aan technologie en medische ondersteuning. Zo was in Zuidwest-Afrika een gemotoriseerde brigade een verre droom, maar een kamelenkorps de bittere realiteit. De munitie bleek verouderd en gebrekkig. De wapens waren dikwijls primitief. Enkele duizenden Duitse soldaten konden gelukkig rekenen op een inheems leger van Askari, die loyaal de Berlijnse zaak steunden.
Interessant om volgen is hoe Groot-Brittannië het Zuid-Afrikaanse leger opdroeg Zuidwest-Afrika binnen te dringen. Dit leidde echter tot een heuse tweespalt bij de Boeren. De Tweede Boerenoorlog was nog maar een tiental jaar ervoor geëindigd en vele Afrikaners waren de Britse wreedheden en Duitse sympathie nog niet vergeten. Oudgedienden als Christiaan Beyers en Christaan De Wet speelden in de anti-Britse Maritz-rebellie opnieuw een hoofdrol, maar moesten uiteindelijk het onderspit delven tegen de pro-Britse Louis Botha en Jan Smuts.
De verdeling van de Duitse koek
De Franse en Britse imperia konden bogen op een sterke marine, een enorm koloniaal hinterland en de macht van het getal. Ook België speelde via Congo een bescheiden, zeg maar te verwaarlozen rol op het slagveld. Gebrek aan coördinatie en slecht opgeleide Afrikaanse hulptroepen bij de geallieerden, en Duitse discipline en improvisatie maakten het desalniettemin tot een lange uitputtingsstrijd in Oost-Afrika.
Tijdens de diplomatieke onderhandelingen na de Eerste Wereldoorlog trokken de overwinnaars een streep door de Duitse aanwezigheid in Afrika. Het leeuwendeel van de koloniale buit was voor Londen en Parijs. Maar Brussel kreeg het mandaat over Ruanda-Urundi, dat destijds onder Duits Oost-Afrika viel. Geen enkele oud-kolonie behield het Duits als landstaal.
Aan de hand van deze historische studie is Bas de Groot erin geslaagd om het stof weg te blazen van een te vaak vergeten hoofdstuk uit de periode 1914-18.
Bas de Groot; “De strijd om de Duitse Afrikaanse Koloniën”; uitg. Aspekt, 2021; 450 blz;
prijs: 29,95 euro.
ISBN: 978 946 4240 77 1