Het aandeel Belgen dat risico loopt op armoede of sociale uitsluiting, is in 2021 licht gedaald vergeleken met 2020. Dat blijkt uit gegevens die het statistiekbureau Statbel maandag heeft gepubliceerd.
Uit de Europese enquête naar de inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC) blijkt dat vorig jaar 13,1 procent van de Belgische bevolking werd beschouwd als een risicogroep voor monetaire armoede, omdat ze tot een huishouden met een laag inkomen behoorden. Daarnaast leefde 11,9 procent in een huishouden met een hoge werkloosheid en kon 6,3 procent niet in een aantal basisbehoeften voorzien (ernstige materiële en sociale deprivatie). Van de bevolking valt 2,2 procent, of zowat 246.000 Belgen, onder alle drie de risicogroepen.
Mensen die in minstens één van deze situaties zitten, lopen volgens het onderzoek risico op armoede of sociale uitsluiting. Voor heel België ging het in 2021 om 19,3 procent van de bevolking, procentueel beschouwd een een heel lichte daling tegenover 2020, toen het ging om 2.307.000 Belgen. Tussen de gewesten zijn er grote verschillen. In Brussel ligt het risico op armoede en sociale uitsluiting het hoogst, met 34,9 procent. Wallonië volgt met 25,4 procent en Vlaanderen met 13,1 procent.
En toch willen ze er nog een hoop importeren, onbegrijpelijk.