Relaties tussen mensen van een andere etniciteit hebben statistisch gezien meer kans om fout te lopen. Dat brengt De Standaard. Volgens klinisch psycholoog-seksuoloog Lotte De Schrijver heeft dat te maken met de beperkte diversiteit onder therapeuten.
Vandaag de dag zou in België in 34,5 procent van de samenwonende koppels minstens één persoon een migratieachtergrond hebben. Daarbij zou 20,2 procent van de koppels bestaan uit mensen van een verschillende etniciteit. Dat schrijven onderzoekers van het Kenniscentrum Gezinswetenschappen in hun onderzoek ‘Gezinnen na migratie. Hulpverlening en gezinsbeleid in een superdiverse samenleving’, dat gebaseerd is op cijfermateriaal van Statbel.
Een andere analyse die gemaakt werd is dat gemengde koppels vaker uit elkaar gaan dan wanneer de partners eenzelfde achtergrond hebben. Een mogelijke oorzaak daarvoor is volgens Dirk Geldof, leider van het onderzoek, dat de relatietherapie vandaag tekort schiet. “We merken dat er van de diversiteit in de samenleving weinig te merken is bij het gezinsbeleid en het aanbod van relatie- en scheidingsbemiddeling. Dat kan nefast zijn.”
Machtsverhouding
Ook Lotte De Schrijver, klinisch psycholoog-seksuoloog, deelt die mening. Volgens haar zijn hulpverleners vaak te onwetend over hoe ze een dergelijke relatie moeten benaderen en is de diversiteit onder psychologen en therapeuten nog te beperkt. “Als je in een interculturele context werkt, is het belangrijk aandacht te hebben voor de verschillende machtsverhoudingen die de therapeutische relatie kunnen beïnvloeden”, klinkt het. “Er moet sterker worden ingezet op meer diversiteit én de diversiteitssensitieve vaardigheden van hulpverleners.”
Racisme
Volgens interreligieus bemiddelaar Sinem Cakir moet men echter opletten dat men niet vervalt in racisme. “We moeten af van het idee dat mensen van kleur of met een niet-Belgische achtergrond een andere psyche hebben, want dan is er sprake van racisme”, stelt ze. “We zijn nog volop aan het ontdekken hoe we kunnen omgaan met een multiculturele mix in gezinnen. Dat vraagt werk.” Volgens Cakir is er echter wel een positieve evolutie te merken in vergelijking met een aantal jaar geleden, vooral bij jonge mensen.