Meer dan 100.000 mensen verdienen een extraatje via flexi-jobs. Toch is niet iedereen gelukkig met het systeem. Vakbonden en groenen willen het weg wegens fiscaal te voordelig, oneerlijke concurrentie en verdringing van gewone tewerkstelling. Hun argumenten houden echter geen steek.
Voor alle duidelijkheid kan het misschien geen kwaad eerst eens uit te leggen wat flexi-jobs precies zijn. Het betreft hier één van de weinige doortastende beleidsmaatregelen die de vorige federale regering genomen heeft. Het is een systeem van bijverdienste voor wie minstens 80 procent werkt of die gepensioneerd is. Die kan dan een flexi-job doen. Concreet gaat het om werken in een horecazaak of een winkel.
Fiscaal is het supergunstig. Je moet als werknemer geen belastingen of bijdragen betalen. De werkgever betaalt boven op het loon een sociale bijdrage van 25 procent. Echt weinig in vergelijking met de bijdragen en belastingen bij een gewoon vast personeelslid.
Soelaas
Volgens de recentste cijfers hebben zo’n 103.000 mensen, vooral Vlamingen, zo’n bijverdienjob. Een stijging met 30 procent op een jaar tijd. Reden van het succes is niet alleen het fiscaal voordelige statuut. Het is ook een antwoord op het acute tekort aan medewerkers, vooral in de horeca. Met een flexi-job kan je snel schakelen. Men vergeet al te snel dat de arbeidsmarkt nog altijd de gevolgen draagt van een verstoring die de maatregelen van de eerste coronagolven hebben veroorzaakt. In de horeca zijn de beste medewerkers tijdens de lockdowns vertrokken en meestal niet teruggekeerd. Restaurants en cafés konden niet direct alternatieven vinden, zeker niet bij de studenten in de vakantieperiodes. Wat vroeger nochtans dé reddingsboei was. Maar die studenten gaan liever voor een job met vastere uren in bijvoorbeeld de supermarkten en in andere sectoren waar men ook met grote krapte kampt. De flexi-jobs hebben voor soelaas gezorgd.
Syndicale kritiek
Iedereen tevreden dus? Toch niet. Uit syndicale hoek blijft men met scherp schieten op het systeem. En via sociale media kon je merken dat ook de groenen het systeem weg willen. Net als een aantal academici die gevangen zitten in een oubollige ambtenarenmentaliteit. Hun kritiek is veelvuldig, maar houdt geen steek.
Zo komt men met het argument dat de sociale lasten op flexi-jobs te laag zijn. Dat is nu net het oude Belgische probleem: de belastingen op arbeid zijn hier zo hoog dat men op zoek moet naar andere routes om de kosten te drukken en toch mensen rendabel aan te werven. Het systeem afschaffen is slecht nieuws voor de tewerkstelling. Flexi-jobs mogen dan wel geen structurele oplossing zijn, maar ze zouden een zeer goed lapmiddel zijn zolang de marginale belastingdruk op arbeid zo hoog blijft. Ook nog meegeven dat onze sociale zekerheid steeds meer gefinancierd wordt met gewone belastingen (geld uit onder andere personenbelasting en vennootschapsbelasting) en dus niet uit de directe sociale bijdragen op inkomen uit arbeid.
Geen onzeker statuut
In het debat proberen critici de indruk te wekken dat flexi-jobs onzekere banen zijn die gewone vaste tewerkstelling wegduwen. De naam van het stelsel helpt om verwarring te creëren, terwijl daar niets van aan is. Het gaat hier om een bijverdienste voor wie al vier vijfden werkt of gepensioneerd is. De mensen worden geenszins in een onzeker statuut geduwd. Overigens is het evenmin zo dat die flexi-jobbers de overuren van vaste werknemers wegkapen. Onderzoek heeft aangetoond dat die stelsels gerust naast elkaar kunnen bestaan.
Ten slotte nog even vermelden dat flexi-jobs naast uitzendarbeid één van de weinige vormen van flexibel werk is in België met nog altijd een zeer rigide en oubollige arbeidsmarktwetgeving die dateert uit de jaren ’70 van vorige eeuw. Dus wordt het stelsel best behouden.
Men kan weliswaar pleiten voor algemene verlaging van lasten op alle arbeid, waardoor flexi-jobs fiscaal minder relevant worden. Maar in dit land is dit ijdele hoop.