De federale overheid trok in 2021 1,34 miljard euro uit om de leeflonen mee te betalen: een recordbedrag. Het aantal leefloners piekte in februari 2021 op meer dan 160.000. Daarna daalde dat aantal wat.
De coronacrisis was ook een leeflooncrisis. Dat blijkt uit een rapport van de Hoge Raad van Financiën. Naargelang het type financiert de federale overheid 60 tot 100 procent van het leefloon. In 2021 ging het om 1,34 miljard euro. In 2020 ging het om 1,26 miljard, terwijl er in 2016 nog maar 873,9 miljoen euro hieraan werd besteed.
Steeds meer leefloners
In verhouding tot het bbp werd er in 2021 wel minder (0,26 procent) besteed dan in 2020 (0,28 procent). Dat komt door het ‘noemereffect’: de economie groeide in het algemeen veel meer in 2021 dan in 2020.
De stijging verloopt parallel met het aantal leefloners, dat jaarlijks toeneemt. In 2016 waren er gemiddeld maandelijks 127.092 leefloners, terwijl het in 2021 om een gemiddelde van 155.208 gaat. In februari 2021 werd voor het eerst de grens van de 160.000 leefloners gesloopt. Sindsdien daalt het aantal wel, tot 152.683 in maart 2022.
Daarnaast heeft de regering-De Croo ook besloten om het leefloon stelselmatig op te trekken. Daarnaast wordt het ook geïndexeerd. Het bedraagt sinds 1 augustus 1.137,97 euro voor een alleenstaande en 1.537,9 euro voor persoon met een gezin ten laste.