Het congres van de Chinese Communistische partij dat aanstaande weekend van start gaat, zal zonder twijfel Xi Jinping in zijn derde termijn bevestigen. Eerder liet hij trouwens de regels wijzigen om dit mogelijk te maken. Wat mag verwacht worden van de man die het voorbije decennium een zelden geziene macht in zijn land verwierf? Een portretschets.
Laten we beginnen met een misverstand weg te werken. Het draagt misschien bij tot de personencultus van de betrokkene, maar het klopt niet helemaal dat Xi dé man was die het China zoals we het vandaag kennen het voorbije decennium gestalte gaf. Zijn rol was zonder discussie groot, alleen bouwde hij verder op het pad dat reeds door zijn voorganger ingeslagen was. Reeds onder Hu was de Chinese economie opengetrokken en in 2001 werd het land lid van de WHO. Nog voor de aanstelling van Xi dus.
Het was ook diezelfde Hu die binnen de partij de zogenaamde ‘neomarxistische lijn’ doorvoerde die de partij een centrale en steeds machtigere rol deed spelen. Met enige angst zag hij in verschillende landen prodemocratische bewegingen ontstaan. Een ijzeren greep – sommigen hadden over het ‘rijk van de angst’ – moest dit binnen de Chinese grenzen vermijden. En ook op buitenlands vlak werden toen de kiemen gelegd van wat we de voorbije decennia steeds duidelijker zagen.
Dit alles was onvoldoende doorgedrongen in het Westen toen Xi de macht in handen kreeg. Aanvankelijk dacht men ook dat het wel zou meevallen. Was hij niet de zoon van een hervormingsgezinde die destijds nog onder Mao hardhandig de nor was ingedraaid? Feit is dat de autoritaire lijn niet alleen werd verstrengd. In een land waar het vooral de partij is die de meeste macht concentreert, bouwde Xi zijn positie uit die hem een persoonlijke autoriteit verschaft niet meer gezien sinds Mao. Overigens, ‘de grote roerganger’ is altijd een referentiepunt voor Xi geweest.
Passie voor geschiedenis
Xi is zonder meer een intrigerende persoonlijkheid. De vele boeken die over hem blijven verschijnen, zijn wellicht het beste bewijs daarvan. Ondanks zijn wetenschappelijke achtergrond – hij is scheikundig ingenieur van opleiding – profileert hij zich graag als literator. Toespraken in Rusland voorziet hij van citaten van Dostojevski, terwijl hij er in Frankrijk Molière en Manpassant in verwerkt. Om Hemingway beter te vatten, stond hij erop in Havana diens favoriete bar aan te doen.
De manier waarop hij zich profileert is erg flexibel. Richt hij zich tot de financiële wereld, dan lijkt het of een medebankier het woord voert. En zijn militairen het doelpubliek, dan krijgen ze een strijdmakker te horen, niet zelden in het groen gekleed. Zijn belangstelling voor de geschiedenis staat buiten kijf, maar tegelijk heeft hij ook een goed beeld van waar China zich bevindt, of dat zou moeten doen, in dit tijdsgewricht. Concreet ziet hij vier periodes in het meer dan 5.000 jaar lange traject van zijn land. Er is de roemrijke climax die tot aan de twintigste eeuw loopt. Dan volgt de ‘eeuw van vernedering’, door het Westen overigens, voor wie er aan zou twijfelen. Mao zou hoofdstuk drie schrijven, gevolgd door de huidige fase die begon onder Deng Xiaoping. Xi omschrijft het als een periode van “socialisme met Chinese kenmerken”. En dat is dus de (revanchistische) fase die hij nog enkele jaren zelf zal schrijven.
Drie doelstellingen
Toen hij tien jaar geleden aan de macht kwam, had Xi drie grote doelstellingen: het realiseren van verdere economische groei, het verstevigen van de partij en het uitbouwen van het internationaal aanzien van China. In het eerste slaagde hij, in het tweede in zekere mate ook, maar het derde is meer omstreden. Want als de internationale profilering, militair en economisch, een feit is, kan niet ontkend worden dat ze ook steeds meer omstreden is geworden. Het charmeoffensief van weleer heeft plaats gemaakt voor een hardere opstelling, namelijk arrogant en agressief. In die mate dat ze steeds sterkere anticoalities tot stand heeft gebracht.
Demografische molensteen
En dan het Chinese ‘Wirtschaftswunder’ dat op dit moment minder wonderlijk oogt dan enkele jaren geleden. Lage lonen, productie, industrialisatie en export waren jarenlang de groeivectoren. Men genereert overschotten die dan weer geïnvesteerd worden. De bouwsector en vele infrastructuurwerken zijn er een treffend voorbeeld van. Maar op een zeker moment volstaat dit niet meer om de beoogde groei te realiseren en moeten andere middelen gezocht worden. Het stimuleren van de binnenlandse consumptie bijvoorbeeld, maar die herverdeling is maar in beperkte mate gelukt. Er werden ook veel schulden gemaakt om te investeren in niet altijd even doordachte projecten. Direct gevolg is een staatsschuld die tot 350 procent van het bbp geklommen is. Ondertussen weegt de demografische molensteen rond de nek van Peking steeds zwaarder. Ergens is het symbolisch dat de derde ambtstermijn van Xi nagenoeg samenvalt met het bevolkingsaantal dat een piek heeft bereikt. Van nu af gaat het enkel nog neerwaarts. Op zich hoeft dit geen probleem te zijn, alleen zit de bevolkingscurve niet goed en wordt de vergrijzing steeds acuter. In het verleden werd wel eens geopperd dat “China te oud zal zijn geworden voor het rijk kon worden”. De komende jaren en decennia zullen bepalen in hoeverre die voorspelling klopt.