‘Het verhaal van Vlaanderen’ heeft er ondertussen drie afleveringen op zitten en het blijkt een gigantisch succes. Een van de experts die aan bod kwam in aflevering 2 over de Romeinen was Christian Laes. Hij is professor oude geschiedenis aan de Universiteit van Manchester. We bespreken onder andere het christendom in onze streken tijdens de Romeinse periode, maar beginnen doen we met het verhaal van de ‘West-Vlaamse’ generaal Carausius in een bredere context te bekijken.
Ik ben er vrij zeker van dat het wegens tijdsgebrek en het vermijden van al te veel namen is dat een begrip als ‘de crisis van de derde eeuw’ niet vermeld is. Kunt u dat even uitleggen?
“Die crisis van de derde eeuw laat men nu altijd beginnen rond het jaar 250. In recent onderzoek wordt die ook vaak gelinkt met de pandemie die weleens de ‘plaag van Cyprianus’ genoemd wordt. Het centrale gezag van Rome vermindert. Er komen binnen het Romeinse Rijk zelfs tijdelijk een aantal kleine ‘rijkjes’ die de onafhankelijkheid uitroepen. In die zin is Carausius in 286 een interessante casus, hoewel hij op het einde van die crisisperiode valt. Over het hele Romeinse Rijk, ook in de late oudheid, krijg je het fenomeen van de ‘warlords’: generaals die hun eigen hachje redden, die hun eigen zaken gaan besturen en op die manier een minirijk oprichten.”
In 286 was Diocletianus keizer en hij introduceerde de ‘tetrarchie’. Wat is dat?
“Diocletianus splitste het Romeinse Rijk in twee delen: een West-Romeins Rijk dat vooral Latijns is en een Oost-Romeins Rijk dat veelal Grieks is. De bedoeling is dat elk deel een eigen ‘augustus’ krijgt. Dus je krijgt twee augusti en onder die twee augusti staan twee ‘caesares’. Vandaar dus een tetrarchie: vier heersers. Het interessante is dat die vier heersers elk hun eigen hoofdstad krijgen. De caesar van het Westen kreeg Augusta Treverorum, wat nu Trier is. Dat was trouwens in de periode van het ‘principaat’ ook de hoofdstad van ons Gallia Belgica. Het is een systeem dat, misschien heeft het te maken met de menselijke ambitie of geaardheid, niet lang heeft standgehouden.”
“Men vermoedt dat er in onze contreien al tijdens de tweede eeuw christenen rondliepen”
“Onder Diocletianus treedt er ook iets opvallends op, namelijk wat men ‘de dwangstaat’ noemt. Opeens gaat het Romeinse Rijk zich bemoeien met fenomenen als inflatie en via edicten worden maximumprijzen opgelegd. Wat je ook ziet is dat voor de eerste keer in het Romeinse Rijk men aan zoons moet gaan verplichten om functies van hun vader in de geboortestad verder te zetten. Tevoren was dat iets dat de elite vaak met plezier op zich nam, bijvoorbeeld bestuur in de gemeenten. Vroeger was dat heel vaak vanzelfsprekend, maar nu zie je dat die kosten hoog worden, dat er een soort vlucht is en dat de staat dat probeert te verplichten. Ook in de latere gildes, de beroepsverenigingen van de middeleeuwen, zie je dat men zoons verplicht de beroepen van hun vaders verder te zetten. Het einde van de derde eeuw is dus zeker een tijd waarin je dingen ziet veranderen.”
“Voor Vlaanderen waren Tongeren, Velzeke en ook Oudenburg belangrijk in de Romeinse periode”
Hoe zat het met het christendom op het einde van die crisis van de derde eeuw in Vlaanderen?
“Het christendom is natuurlijk een van de belangrijkste erfenissen van dat Romeinse Rijk, laat dat heel duidelijk zijn. Men vermoedt dat er in onze contreien al tijdens de tweede eeuw christenen rondliepen, maar vaak is het bewijs voor dat allervroegste christendom zeer dun. Wat we wel weten is dat er in de vierde eeuw in ‘onze’ hoofdstad Trier al een bisdom was. In de vierde eeuw won het christendom dus enorm aan belangrijkheid, mede door het Tolerantie-edict van 313. Het belijden van het christendom wordt vanaf dan niet meer vervolgd. Op het einde van de vierde eeuw wordt het christendom dan stilaan een staatsgodsdienst.”
In de aflevering werden Velzeke en Tongeren vermeld. Welke andere steden waren hier in Vlaanderen de belangrijkste en wat is daarvan teruggevonden?
“Als je alleen het grondgebied van het huidige Vlaanderen neemt, zie je dat er niet zo veel is voor echte stedelijke centra. De echte hoogtepunten dicht bij ons in de buurt zijn toch nog steeds Trier en de Colonia Ulpia Traiana, het huidige Xanten in Duitsland. Voor Vlaanderen waren vooral Tongeren, en daarnaast ook Velzeke en ook Oudenburg belangrijk. Oudenburg is ook nu als nederzetting absoluut de moeite waard om te bezoeken en heeft ook een mooi museum. Het was een militaire nederzetting die ook in de latere oudheid nog belangrijk was. Als Antwerpenaar moet ik toch ook even vermelden dat er ook een aantal archeologische vondsten zijn gedaan in Antwerpen. Men heeft er niet zo lang geleden nog een muntschat gevonden. Maar in het beste geval was Antwerpen iets als een ‘vicus’ geweest zijn, een soort dorp.”
Hoe leefden kinderen en jongeren toen eigenlijk?
“Mijn doctoraat ging over kindertijd in het Romeinse Rijk, dus bedankt voor de vraag (lacht). Om daarop met een boutade te antwoorden: wat wij soms kinderarbeid noemen, werd toen nooit geproblematiseerd. Het hoeft dan niet per se te gaan over uitbuiting van kinderen, want je moet je een soort leven voorstellen waarin je als kind of als jongere eigenlijk zachtjesaan in het leven van de volwassene inrolt, zeker voor landbouwactiviteiten”
Gingen kinderen naar school?
“Schoollopen was enkel weggelegd voor de elite. Dan hebben we het vanaf de eerste eeuw na Christus over de ‘municipia’, nederzettingen waar de aristocratie op een Romeinse manier gaat leven. Daar gaan de kinderen naar privéscholen. Maar zelfs op die scholen kregen de mensen een heel praktische opleiding. Want de mensen die daarnaartoe gingen, kregen een laagje vernis waarna ze konden doorgaan als een ‘ontwikkelde’ Romein. Je leert hoe je het woord moet voeren, je leert wat over Romeinse literatuur en mythologie…”
Het verhaal van Vlaanderen is na enkele afleveringen duidelijk een groot succes. Wat is voor u het belang van dat programma?
“Toen mij de vraag werd gesteld in oktober of november 2020, heb ik geen moment getwijfeld om mee te werken. Ik zie dat als een enorme kans. Hoe zouden wij als historici ooit een publiek van minstens een miljoen mensen kunnen bereiken? Ik wist op voorhand dat de oudheid één tiende van de volledige reeks zou krijgen en dan probeer je daar iets van te maken. Ik ben tevreden met de aflevering zoals ze is. Ik denk dat er voldoende aandacht is geweest voor verschillende aspecten en we hebben het zo accuraat mogelijk proberen te doen. En de andere (politieke) discussie: die zal uitentreuren herhaald worden. Tom Waes geeft er in de reeks zelf een goed antwoord op: het concept Vlaanderen is natuurlijk heel moeilijk, maar je kan uiteraard wel zeggen: ‘Dit is nu Vlaanderen en in deze contreien is vroeger ook iets gebeurd.’”
“Over het hele Romeinse Rijk krijg je het fenomeen van de ‘warlords’, zoals de ‘West-Vlaamse’ Carausius bijvoorbeeld”
“OORLOGSMISDADIGER” JULIUS CAESAR
U noemde Julius Caesar een “oorlogsmisdadiger”. Maar voor wie geldt dat etiket allemaal en vanaf wanneer? Zouden we van Ambiorix ook niet kunnen zeggen dat hij een oorlogsmisdadiger was? Of was hij een ‘vrijheidsstrijder’? Zijn die moderne etiketten wel van toepassing?
“Neen, eigenlijk niet. Als je de quote helemaal neemt, heb ik vanuit mensenrechtenperspectief gezegd dat Caesar inderdaad een oorlogsmisdadiger is. Daar blijf ik achterstaan, want ik geloof echt wel dat mensenrechten over verschillende culturen en tijdperken heen iets universeels hebben en dat daar enorme gruweldaden gebeurd zijn.” “Tegelijkertijd is ‘oorlogsmisdaad’ overduidelijk een concept dat men in de Romeinse oudheid niet kent. Eigenlijk is dat een 20ste-eeuws concept dat met internationaal recht te maken heeft. Voor de Romeinen was Caesar zelfs bekend als ‘clemens’, ‘genadig’. Als een stam zoals de Eburonen je bedriegt, dan is het wél gepast dat je met zeer zware maatregelen wraak neemt. Caesar zal niet aarzelen om na een belegering van de vesting Uxellodunum bij allen die de wapens tegen de Romeinen hadden opgenomen de handen te amputeren. Een gruwelijke misdaad, maar op dat moment wordt dat als een gepaste represaille gezien. De Romeinen kenden dus wel degelijk grenzen: ze schrijven ook over gewelddadige uitspattingen die als schandalig worden gezien. Maar dat kader is heel verschillend van ons etiket van oorlogsmisdaden.”