De schedel en de rol die hij speelt doorheen de geschiedenis in de meest uiteenlopende culturen, is een onderwerp dat auteur Jan Huijbrechts al jaren mateloos interesseert. En dus kroop hij in zijn pen. Honderden anekdotes werden gefilterd tot enkele tientallen hoofdstukken.
“Gebeten door de geschiedenismicrobe”, lezen we op de achterflap van zijn (zoveelste) boek. Ongeveer dertig heeft hij er inmiddels op zijn naam staan. Onderwerpen die men onder het lemma ‘Vlaamse Beweging’ kan onderbrengen, de Brabantse Omwenteling, de Franse bezettingsperiode, WO I, men treft het allemaal in zijn bibliografie aan. Zonder meer de resultante van die ‘geschiedenismicrobe’. Maar ook strips behoren tot zijn passie, in die mate dat hij zelfs jarenlang een stripwinkel in het centrum van Antwerpen uitbaatte, en zelf de tekenpen hanteerde. En nu beviel hij van een boek over… schedels.
“Ik kom uit een familie die heel vaak reisde om te leren”
Het minste wat gezegd kan worden is dat het onderwerp niet alledaags is. Hoe kwam u precies op het idee?
“De thematiek fascineert me al jaren, maar dat volstaat wellicht niet als antwoord (lacht). Want dan volgt de waarom-vraag? Waarom net dit onderwerp? Ik heb daarover al dikwijls nagedacht en ik denk dat een samenspel van twee belangrijke oorzaken speelt. Ik kom uit een familie die heel vaak ‘reisde om te leren’. Ooit bezochten we het Ossuarium van Douaumont, een gigantisch knekelhuis waar je al die schedels en botten te zien krijgt. Dat heeft op mij als jonge knaap een enorme indruk gemaakt. Het voedde mijn belangstelling voor de ‘wondere wereld’ van koppensnellers, craneokleptomanen, grafrovers en frenologen. Een ander punt is dat ik me veel vragen stel over de manier waarop wij vandaag in het Westen omgaan met lijden en de dood. Hoe men dit doet, is immers veelzeggend over elke beschaving. Het is een heuse cultuurschok hoe men in het Westen op één generatie tijd de dood eigenlijk uit de samenleving heeft trachten te bannen. Begraafplaatsen, ziekenhuizen en crematoria verhuisden naar de rand van de stad, terwijl die vroeger in onze gemeenschappen een centrale plaats innamen. Covid-19 bracht de dood dan weer plots érg dichterbij. Dit hele verhaal van hoe wordt omgegaan met de dood fascineert me mateloos. Voeg deze elementen samen en je krijgt misschien een antwoord op uw vraag.”
Was er een specifieke aanleiding om dit net nu te doen?
“Niet één specifiek voorval, maar eerder de wens om eens over iets anders dan de Vlaamse Beweging of over militair-historische onderwerpen te schrijven. En aangezien ik met het onderwerp al een hele tijd bezig was, leek dit het juiste moment te zijn. Gelukkig was er vrijwel onmiddellijk belangstelling bij Uitgeverij Ertsberg. Ik ben ook geen typische auteur die chronologisch het ene boek na het andere afwerkt. Eigenlijk ben ik altijd aan twee of drie boeken tegelijk bezig. Ik kan u al meegeven dat ik momenteel niet alleen een boek aan het schrijven ben over hoe al dan niet bekende schrijvers en dichters aan hun einde zijn gekomen, maar dat ik net een eerste, behoorlijk politiek incorrecte thriller heb gefinaliseerd. Een die zich in de Thaise hoofdstad Bangkok afspeelt trouwens. Thailand is een land waarmee ik bijzondere affiniteiten heb. Niet alleen heeft mijn eega Laotiaanse en Khmerwortels, maar ik woon officieel al 5 jaar in Isaan, in het noordoosten van Thailand op een boogscheut van de Cambodjaanse grens…”
“Hoe men omgaat met lijden en dood zegt veel over elke beschaving”
Uw boek is haast een encyclopedie aan feiten en anekdotes. Hoe ging u concreet te werk om naar dit eindresultaat toe te werken?
“In een eerste fase begon ik – zoals gewoonlijk – informatie te verzamelen. In dit concrete geval was dit, gelet op mijn fascinatie voor het thema, iets waarmee ik heel wat jaren bezig was. Het resultaat was dat ik veel meer inzamelde dan wat uiteindelijk gepubliceerd zou worden. Daar was ik me vanaf dag één van bewust. Per slot van rekening moest het eindproduct behapbaar blijven. Het was dan ook geen sinecure om te selecteren, laat staan daar enige chronologie in aan te brengen. Bovendien wilde ik het geheel, dat uit een aantal grote en soms ernstige verhaallijnen bestaat, ‘opleuken’ met passende kaderstukjes waarin ik stil sta bij een resem van schedel-gerelateerde weetjes van de Maori Mokomai en medicinale schedelpoedertjes over catacomben en zombiekooien tot bekende literaire liefhebbers van de frenologie. Het resultaat mag er, naar mijn bescheiden mening, best wezen…”
VOORLOPER VAN DE FORENSISCHE WETENSCHAP
Julia Agrippina was een ‘femme fatale’ die een belangrijke impact had op de Romeinse geschiedenis van de eerste eeuw. Ze was niet alleen de zuster van keizer Caligula, echtgenote van keizer Claudius, maar ook nog eens de moeder van keizer Nero.
Haar eerste echtgenoot was Publius Memmius Regulus, maar dat was buiten Claudius gerekend die in het jaar 48 voor Christus op zoek was naar een echtgenote, zijn vierde in de rij. Er was een tweestrijd maar uiteindelijk koos de keizer voor Agrippina. Ze scheidde van Regulus en huwde met Claudius, maar was er niet helemaal gerust in. Haar directe rivale, een zekere Paulina, werd verbannen en zelfs gedwongen zelfmoord te plegen. Om zeker te zijn van de afloop kreeg een officier van de pretoriaanse garde de opdracht haar hoofd af te snijden en als bewijs naar Rome mee te brengen.
Zo geschiedde, maar toen hij in Rome aankwam was de kop al behoorlijk aan het wegrotten. Hoe nu zeker zijn dat dit wel de schedel van Paulina was? Ze kreeg een idee: die Paulina stond bekend voor haar afwijkende gebit. Het relaas van het manuele onderzoek van dit gebit was het eerste historisch gedocumenteerde verslag van een forensisch onderzoek ‘avant la lettre’. Onbewust werd hiermee geschiedenis geschreven.
DE SCHEDEL VAN BOUDEWIJN I ALS BEKER VOOR GERSTENAT
Het is een verschijnsel dat in verschillende culturen voorkomt: het gebruiken van een schedel als drinkbeker. Het oudste gedocumenteerde verhaal is Chinees en dateert van 453 voor Christus. Een weinig vergevingsgezinde winnaar liet zijn verliezer onthoofden, waarna hij zijn schedel transformeerde tot een drinkschaal.
Maar ook in Europa raakte het gebruik ingeburgerd met een eerste bron uit de zesde eeuw. Volgens een Byzantijnse historicus zou ook een graaf van Vlaanderen, Boudewijn I koning van Constantinopel, die eer te beurt zijn gevallen. Zekerheid was er echter niet. Het enige wat vaststond is dat hij tijdens de slag van Adrianopolis – het huidige Turkse Edirne – werd gevangengenomen.
Aanvankelijk hechtte men niet veel geloof aan zijn overlijden. In die mate dat een valse Boudewijn zelfs zijn opwachting maakte. Hij werd ontmaskerd en dat kostte hem zijn, jawel, kop. Uitsluitsel is er niet, maar dat Boudewijns schedel als een beker voor gerstenat gebruikt werd, behoort tot de mogelijkheden.
DOKTER GUILLOTIN KIEST VOOR HUMANE ONTHOOFDING
Het is wellicht een cynische speling van de geschiedenis dat de naam van dokter Guillotin die een fanatiek tegenstander van de doodstraf was, voor eeuwig verbonden blijft met de meest efficiënte executiemethode.
Hij had zijn buik vol van onhandige onthoofdingen, met alle gevolgen van dien. Soms ging het er echt klunzig aan toe, met een beul die enkele slagen nodig had om uiteindelijk hoofd en romp te kunnen scheiden. Hij pleitte voor het humaniseren van de doodstraf door een snelle, mechanische en pijnloze executiemethode. In feite hoopte hij heimelijk dat zijn uitvinding slechts een tussenstap zou vormen naar de uiteindelijke afschaffing van de doodstraf.
En toen begon het ontwerpen. Volgens de memoires van een Parijse beul zou koning Lodewijk XVI er persoonlijk voor geijverd hebben dat het oorspronkelijk voorziene half cirkelvormige bijlblad afgeschuind zou worden opdat het hoofd makkelijker gescheiden zou worden van de romp. Ironisch genoeg zou hij minder dan twee jaar later proefondervindelijk de gevolgen van deze ingreep kunnen onderzoeken toen zijn eigen hoofd in het bijhorende mandje terechtkwam. Toen dokter Guillotin er het bijltje bij neerlegde, vroeg zijn familie de naam van het toestel te wijzigen. Dit werd van de hand gewezen, waarna de familie besloot zelf een andere naam aan te nemen.
WIE IS JAN HUIJBRECHTS?
* Master in de cultuurwetenschappen en postgraduaat cultuurmanagement
* Auteur van een dertigtal boeken en brochures
* Gewezen gemeente- (Hoogstraten) en provincieraadslid (Antwerpen)
* Bestuurder of gewezen bestuurder in een aantal grote culturele instellingen gaande van de VRT en het Cultuurhuis De Warande over Meemoo tot het Toneelhuis en Literatuur Vlaanderen.