'Stop islamisering' -vonnis Voorpost: lees hier de integrale versie

Afbeelding illustratief. Shutterstock.

Justitie

‘Stop islamisering’ -vonnis Voorpost: lees hier de integrale versie

Kristof Luypaert

Vanochtend zijn door de correctionele rechtbank van Mechelen vier activisten van de  Vlaams-nationalistische vereniging Voorpost veroordeeld wegens “aanzetten tot haat en geweld tegen de moslimgemeenschap”. De basis van de veroordeling is des te opmerkelijker. Ze hielden enkel een bordje vast waarop stond “Stop islamisering”. Advocaat van de verdediging Luc Deceuninck reageerde met verbazing: “Ik blijf dit vonnis onbegrijpelijk vinden”. Zowel de advocaat als zijn cliënten moesten het vonnis uit de krant vernemen. “Een zeer onhoffelijke manier van doen”, vindt Deceuninck.

Intussen kreeg advocaat Deceuninck het vonnis toegestuurd via een journalist. Gezien de grote precedentwaarde die dit vonnis heeft en gezien de diverse vragen die onze redactie ontving of wij het vonnis kunnen aanleveren publiceert PAL NWS de integrale tekst hieronder.

De namen van de betrokkenen zijn, met respect voor de regels van de privacy ‘geanonimiseerd’.

Lees ook onze andere artikels over deze zaak.

Onze abonnementen – PAL NWS

Klik hierboven om een abonnement te nemen op PAL NWS
Maak de media zelf onafhankelijk.
Digitaal leest u ons al vanaf 9 euro per maand.

‘Stop islamisering’-vonnis: lees hieronder het integrale vonnis van de Correctionele Rechtbank van Rechtbank

https://redactie.palnws.be/2021/05/stop-islamisering-vonnis-sneller-in-krant-dan-bij-advocaat-en-veroordeelden-ik-blijf-dit-vonnis-onbegrijpelijk-vinden/

Vonnisnummer / Griffienummer

     /                

Datum van uitspraak

26 mei 2021
Naam van de eerste beklaagde

C.
Systeemnummer parket
20CO45180
Notitienummer
ME/M/56/L8/13653/2020
Rolnummer
21M000027

rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Mechelen
Kamer MC4

Vonnis

Aangeboden op

Niet te registreren

Inzake van het Openbaar Ministerie

https://redactie.palnws.be/2021/05/hendrik-bogaert-cdv-geen-democratie-meer-wanneer-je-voor-spandoek-zes-maanden-de-gevangenis-in-gaat/

tegen:

BEKLAAGDEN :

  1. C.,

beklaagde, vertegenwoordigd door

  1. V.,

beklaagde, vertegenwoordigd door

  1. VM,

beklaagde, vertegenwoordigd door

  1. LV,

beklaagde, vertegenwoordigd door

TENLASTELEGGING

https://redactie.palnws.be/2021/05/de-roover-politici-moeten-de-ruimte-voor-vrije-meningsuiting-terug-scherper-garanderen/

Als dader of mededader in de zin van artikel 66 van het strafwetboek

De eerste, de tweede, de derde en de vierde,

Te Mechelen op 30 mei 2020,

aanzetten tot haat of geweld jegens een groep

in een van de in artikel 444 van het Strafwetboek bedoelde omstandigheden te hebben aangezet tot haat of geweld jegens een groep, een gemeenschap of de leden ervan, wegens een van de beschermde criteria bedoeld in artikel 4, 4° van de Wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie, en dit, zelfs buiten de in artikel 5 van voornoemde Wet bedoelde domeinen, namelijk door via de spandoeken waarvan foto’s werden gevoegd als bijlage 1 aan het aanvankelijk proces – verbaal ME56.L8.13653/20 te hebben aangezet tot haat of geweld jegens de moslimgemeenschap
(art. 22, lid 4 van de wet 10 mei 2007 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie)

PROCEDURE

De behandeling en de debatten van de zaak hadden plaats in openbare terechtzitting.

De rechtspleging verliep in de Nederlandse taal.

De rechtbank nam kennis van de stukken van de rechtspleging en hoorde alle aanwezige partijen.

STRAFRECHTELIJK

https://redactie.palnws.be/2021/05/vlaams-belang-voert-actie-in-mechelen-voor-vrijheid-van-meningsuiting-naar-aanleiding-van-voorpost-arrest/
  1. Feiten

1.
Op zaterdag 30 mei 2020 voerden de 4 beklaagden samen met nog een 5de persoon, als lid van de nationalistische actiegroep ‘Voorpost’, een betoging tegen ‘Islamisering’. Meer bepaald droegen zij borden met het opschrift: “Is dit de toekomst van Vlaanderen!? Nee, bedankt!” en een groot spandoek met daarop het opschrift: “Stop Islamisering”. Op dit spandoek is de O van ‘Stop’ een verbodsbord met een afbeelding van een moskee en waren 2 rijen vrouwen afgebeeld. De eerste rij van 7 vrouwen draagt een nikab en de tweede rij van 9 vrouwen draagt een boerka.

De nikab is een sluier die het gezicht bedekt en de ogen vrijlaat, de boerka bedekt het volledige lichaam en aangezicht, inclusief de ogen.

2.
Beklaagden C., V. en VM beriepen zich tijdens hun verhoren op het zwijgrecht.

Beklaagde LV verklaarde bij zijn verhoor van 10 juli 2020 dat ze die actie in Mechelen voerden omdat er de week voordien een bijeenkomst van 20 – 30 moslims was dewelke hun ding mochten doen aangaande het Suikerfeest. Zij zelf waren met 5 personen, hadden 1 spandoek en borden bij. Onder leiding van de burgemeester werden ze na een kwartier opgepakt en 7 uur opgesloten. Volgens hem is er geen wet die kritiek op eender welke godsdienst verbiedt. Ze hebben voor dat tijdstip gekozen omdat het dan markt was. Ze hoopten mensen te overtuigen van hun actie, het stoppen van de islamisering.

  1. Materiële bevoegdheid van de rechtbank

3.
Beklaagden werpen de materiële onbevoegdheid van de rechtbank op. Zij wijzen op art. 150 Gw dat bepaalt dat de jury wordt ingesteld voor alle criminele zaken, alsmede voor de politieke misdrijven en drukpersmisdrijven, behoudens voor drukpersmisdrijven die door racisme of xenofobie ingegeven zijn.

Ter zitting werd verduidelijkt dat beklaagden één groot spandoek en verschillende borden droegen. Daarnaast werden aan voorbijgangers stickers met dezelfde opschriften uitgedeeld.

https://redactie.palnws.be/2021/05/de-wever-over-veroordeling-voorpost-een-mening-breng-je-niet-voor-de-rechtbank/

De rechtbank is van oordeel dat hiermee voldaan is aan de voor het drukpersmisdrijf vereiste uitdrukking van een mening die door middel van een gedrukt geschrift openbaar wordt gemaakt.

4.
Beklaagden worden in deze zaak vervolgd wegens een inbreuk op art. 22, lid 4 van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie (verder Discriminatiewet). Meer bepaald worden zij ervan beschuldigd om in een van de in art. 444 Sw bedoelde omstandigheden, via spandoeken te hebben aangezet tot haat of geweld jegens de moslimgemeenschap.

Volgens art. 3 heeft de Discriminatiewet tot doel een algemeen kader te creëren voor de bestrijding van discriminatie op grond van leeftijd, seksuele geaardheid, burgerlijke staat, geboorte, vermogen, geloof of levensbeschouwing, politieke overtuiging, syndicale overtuiging, taal, huidige of toekomstige gezondheidstoestand, een handicap, een fysieke of genetische eigenschap of sociale afkomst.

Volgens art. 22, lid 4 van deze wet is strafbaar diegene die in een van de in art. 444 Sw. bedoelde omstandigheden aanzet tot haat of geweld jegens een groep, een gemeenschap of de leden ervan, wegens een van de beschermde criteria.

5.
In art. 150 Gw. wordt niet expliciet verwezen naar de racismewet, zodat drukpersmisdrijven die aanzetten tot haat, geweld of discriminatie door de correctionele rechtbank beoordeeld kunnen worden, voor zover ze ingegeven werden door racisme of xenofobie. (zie in deze zin BORGHS, P., ‘Strijd tegen discriminatie gebeurt met twee maten en gewichten’, in Juristenkrant 2007, afl. 143, 4 en Brussel, 23 januari 2009).

De samenlezing van het opschrift op de kartonnen borden “Is dit de toekomst van Vlaanderen!? Nee, bedankt!” en het spandoek “Stop Islamisering” met de tekeningen van vrouwen die enkel nikabs of boerka’s dragen, suggereert dat in de toekomst in Vlaanderen, alle vrouwen mogelijks verplicht zullen zijn om nikabs of boerka’s te dragen. Dit beeld kan angst en haat opwekken voor vreemdelingen, hun geloof en hun gebruiken en voor de mogelijkheid dat deze in de toekomst Vlaanderen zullen overheersen.

https://redactie.palnws.be/2021/05/bart-vanpachtenbeke-voorpost-over-veroordeling-hier-laten-we-het-niet-bij/

Aangezien de feiten klaarblijkelijk mogelijks werden ingegeven door racisme of xenofobie, is de rechtbank bevoegd om de grond van de zaak te beoordelen.

  1. Geen noodzaak tot het stellen van een prejudiciële vraag
  2. Beklaagden vragen dat een hele reeks prejudiciële vragen met betrekking tot de wettigheid van de Discriminatiewet zouden worden gesteld aan het Grondwettelijk Hof.

Het Grondwettelijk Hof heeft evenwel reeds geoordeeld bij arresten van 12 februari 2009 en van 11 maart 2009 dat de wet grondwetsconform is en art. 10 en 11 GW niet schendt.

De rechtbank dient deze vragen derhalve niet opnieuw te stellen en kan uitspraak doen in deze zaak.

  1. Vrijheid van meningsuiting

7.
Art. 19 GW waarborgt dat eenieder de vrijheid heeft om op elk gebied zijn mening te uiten, behoudens bestraffing van de misdrijven die ter gelegenheid van het gebruikmaken van die vrijheden worden gepleegd.

Art. 19 GW verbiedt dat de vrijheid van meningsuiting aan preventieve beperkingen wordt onderworpen, maar niet dat misdrijven die ter gelegenheid van het gebruikmaken van die vrijheid worden gepleegd, worden bestraft (GwH, 25 mei 2016, nr. 72/2016).

Uit art. 10 en 17 EVRM volgt, enerzijds, dat bepaalde uitlatingen niet onder de bescherming van de vrijheid van meningsuiting vallen, en, anderzijds, dat beperkingen van de vrijheid van meningsuiting met het oog op de bescherming van de rechten van anderen, onder bepaalde voorwaarden aanvaardbaar zijn. Wat dit laatste betreft, moet eveneens rekening worden gehouden met het uit art. 19 GW voortvloeiende verbod van preventieve beperkingen (GwH, 12 februari 2009, nr. 17/2009; GwH, 11 maart 2009, nr. 40/2009).

8.
Kwetsende of beledigende uitingen die deel uitmaken van een maatschappelijk debat of van een wetenschappelijk discours zijn aanvaardbaar en religieuze groepen of instellingen moeten het voorwerp kunnen uitmaken van spot of kritiek, met die beperking dat geen van deze uitingen mag aanzetten tot haat, geweld of discriminatie van deze groepen.

Indien de inhoud van de meningsuiting aanzet tot haat, geweld of discriminatie dan wordt deze vrijheid misbruikt om een misdrijf te plegen, hetgeen niet aanvaardbaar is en meteen de grens van de vrije meningsuiting aflijnt.

Meningen kunnen vrij worden geuit doch slechts voor zover deze niet aanzetten tot haat, geweld of discriminatie.

  1. Beoordeling van de tenlastelegging

9.
Nu vaststaat dat de rechtbank bevoegd is om over de feiten te oordelen en door geen der beklaagden betwist wordt dat zij op 30 mei 2020 aanwezig waren op de zaterdagmarkt te Mechelen, drager van borden met opschrift: “Is dit de toekomst van Vlaanderen!? Nee, bedankt!” en een spandoek met “Stop Islamisering” met tekeningen van vrouwen die uitsluitend de boerka of de nikab dragen, dient nagegaan te worden of deze gedragingen een strafbaar feit vormen zoals omschreven in art. 22, lid 4 van de Discriminatiewet.

https://redactie.palnws.be/2021/05/leden-voorpost-veroordeeld-tot-celstraffen-voor-spandoek-stop-islamisering/

10.
Dit misdrijf vereist volgende constitutieve bestanddelen:

  • De feiten dienen gepleegd te zijn in een van de in art. 444 Sw. bedoelde omstandigheden;
  • De dader stelt wetens en willens een handeling die aanzet tot haat of geweld jegens een groep, een gemeenschap of de leden ervan;
  • De aanzetting dient te gebeuren wegens één van de door de Discriminatiewet beschermde criteria.

11.
Art. 444 Sw. vereist dat de feiten gepleegd werden met een zekere mate van openbaarheid. Eén van de mogelijke criteria die het artikel naar voren schuift is dat de feiten gepleegd werden in openbare bijeenkomsten of plaatsen.

De feiten vonden plaats omstreeks 11:16 uur op de zaterdagmarkt te Mechelen, op de Steenweg, die van de Grote Markt naar de Sint-Romboutskathedraal loopt. Vermits dit een openbare plaats is in het hart van het stadscentrum, op dat ogenblik bezocht door een groot aantal marktbezoekers en andere passanten, is ontegensprekelijk aan de vereiste van de openbaarheid voldaan.

12.
Wat het bestanddeel van het aanzetten tot haat of geweld jegens een groep, een gemeenschap of de leden ervan betreft is niet vereist dat er een openlijke wil getoond wordt om een individu of een publiek aan te zetten tot concrete, bepaalde of bepaalbare daden. Evenmin dienen daden door derden, gepleegd ten gevolge van de aanzetting, effectief plaatsgevonden te hebben.

De aanzetting kan er in bestaan dat de dader door zijn gedrag een “voorbeeldfunctie” aanneemt en anderen als het ware uitnodigt om eveneens jegens een bepaalde groep of gemeenschap een handeling te stellen waarmee zij hun haat uitdrukken of die gewelddadig van aard is.

Door dergelijke borden en spandoeken te dragen hebben de beklaagden tot doel om angst te zaaien en haat te scheppen in de samenleving door de toekijkers te overtuigen van het denkbeeld dat in de toekomst mogelijks de islam Vlaanderen zal overheersen. Zij schetsen een denkbeeldig gevaar waarbij elke vrouw als gevolg van deze zogenaamde islamisering verplicht zou worden een boerka of een nikab te dragen of nog elke vrouw als gevolg daarvan een boerka of een nikab zal dragen.

Dergelijke denkbeelden trachten bij anderen de angst voor en de haat tegen de moslimgemeenschap te voeden of aan te wakkeren zodat deze ertoe worden aangezet om zelf gelijkaardige haatdragende en angstzaaiende gedragingen te stellen.

13.
Deze gedragingen gaan verder dan het uiten van kritiek of het voeren van een maatschappelijk debat.

Het is immers niet zo dat uit de inhoud van beide spandoeken een loutere kritiek blijkt op de islam, zoals vb. een (ongefundeerde) kritiek zou kunnen zijn:

“Islam is slecht want islam verplicht elke moslima tot het dragen van de nikab of de boerka.”

De inhoud van de spandoeken brengt daarentegen veeleer de volgende boodschap over:

“Let op voor de islam want binnenkort wordt elke vrouw in Vlaanderen verplicht een nikab of een boerka te dragen, ook jij, jouw partner, jouw moeder, jouw dochter, enz…”.

Deze boodschap gaat verder dan het louter uiten van kritiek of het verdedigen van een politiek of maatschappelijk standpunt over een bepaalde religie binnen onze maatschappij. Deze boodschap creëert een angstbeeld op basis van bepaalde uiterlijke kenmerken van een religie die door een bepaalde gemeenschap beleden wordt. Dit angstbeeld voedt en wakkert haat en discriminatie aan, gericht tegen een gemeenschap die een bepaald geloof belijdt.

De aard van deze gedragingen, het manifesteren met borden en een spandoek op een openbare markt in het hart van het stadscentrum, tonen aan dat ze wetens en willens werden gesteld.

Ook aan dit constitutief bestanddeel van het aanzetten tot haat en geweld, gericht jegens een groep, een gemeenschap of de leden ervan, is voldaan.

14.
Ten slotte dient het misdrijf gepleegd te zijn wegens één van de door de Discriminatiewet beschermde criteria. De beschermde criteria worden opgesomd in art. 4, lid 4 van de wet. Het betreft leeftijd, seksuele geaardheid, burgerlijke staat, geboorte, vermogen, geloof of levensbeschouwing, politieke overtuiging, syndicale overtuiging, taal, huidige of toekomstige gezondheidstoestand, een handicap, een fysieke of genetische eigenschap, sociale afkomst.

Uit de inhoud van de door beklaagden gestelde handelingen blijkt dat het geloof of de levensbeschouwing van de moslimgemeenschap in het gedrang werd gebracht, hetgeen één van de beschermde criteria van de Discriminatiewet is, zodat ook aan dit constitutief bestanddeel is voldaan.

https://redactie.palnws.be/2020/12/parket-mechelen-beschuldigt-luc-vermeulen-voorpost-van-racisme-na-protestactie/

15.
Aangezien het geheel van de constitutieve bestanddelen van het misdrijf verenigd zijn in hoofde van beklaagden, zijn de hen ten laste gelegde feiten bewezen.

6.straftoemeting

16.
De rechtbank houdt bij de straftoemeting rekening met de persoonlijkheid van elke beklaagde enerzijds en de ernst en het laakbaar karakter van de feiten anderzijds.

De feiten zijn bijzonder ernstig en getuigen in hoofde van elke beklaagde van een absoluut gebrek aan normbesef. Dergelijke feiten die aanzetten tot xenofobie en racisme zijn niet tolereerbaar en ondergraven het vreedzaam samenleven van verschillende culturen binnen onze maatschappij. Dergelijke feiten voeden de onverdraagzaamheid ten aanzien van anderen, verzuren de samenleving en kunnen zelfs leiden tot geweld.

17.
Beklaagde C. werd niet eerder veroordeeld door de correctionele rechtbank en 2 keer veroordeeld door de politierechtbank.

Beklaagde V. werd niet eerder veroordeeld door de correctionele rechtbank en 9 keer veroordeeld door de politierechtbank.

Beklaagde VM werd in het verleden 1 keer veroordeeld door de correctionele rechtbank tot een gevangenisstraf van 1 jaar wegens feiten van weerspannigheid en verboden wapendracht. Hij komt daardoor niet meer in aanmerking voor een straf met eenvoudig uitstel, wel met probatieuitstel. Beklaagde VM werd daarnaast 5 keer veroordeeld door de politierechtbank, waarvan 3 keer wegens sturen in staat van dronkenschap of met een verboden graad van alcoholintoxicatie.

Beklaagde LV verkreeg in het verleden 1 keer de gunst van de opschorting van de correctionele rechtbank.

18.
Beklaagden vragen in ondergeschikte orde hen enkel te veroordelen tot de betaling van een geldboete. De rechtbank is van oordeel dat dit een onvoldoende bestraffend signaal zou inhouden en dit gezien de ernst van de feiten.

Een gevangenisstraf is noodzakelijk om beklaagden te wijzen op het ontoelaatbaar karakter van de feiten en hen ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw dergelijke feiten te stellen.

Voor beklaagden C., V. en LV volstaat het deze straf met uitstel op te leggen als bijkomende aansporing om dergelijke feiten in de toekomst niet meer te plegen, aangezien in dat geval het verleende uitstel zal vervallen.

Voor beklaagde VM kan deze straf niet anders dan effectief worden opgelegd, nu hij niet meer in aanmerking komt voor een straf met eenvoudig uitstel en geen alternatieve maatregelen werden gevraagd.

De rechtbank is van oordeel dat de gevangenisstraf een voldoende bestraffing inhoudt zodat er geen reden is om de facultatieve geldboete op te leggen.

OM DEZE REDENEN :
DE RECHTBANK :

Gelet op de artikelen reeds aangehaald in het vonnis en de artikelen :

1, 12, 14, 21, 22, 23, 31 tot 37, 40 en 41 van de Wet van 15 juni 1935 op het taalgebruik in gerechtszaken.
• 1 en 3 wet van 5 maart 1952, gewijzigd door de wet van 24
• december 1993;
• 28 en 29 wet van 1 augustus 1985 houdende fiscale en andere
• bepalingen;
• 1 en 3 programmawet van 24 december 1993;
• 2, 3, 4 wet 26 juni 2000;
• EU-verordening nr. 1103/97 van de Raad van 17 juni 1997 over de
invoering van de euro;
• EU-verordening nr. 974//98 van de Raad van 3 mei 1998 over de
invoering van de euro;
• 162, 179, 190, 194, 195 van het wetboek van strafvordering;
• 2, 3, 25, 38, 40, 41, 66 van het strafwetboek;
• 8/1 wet 29 juni 1964;

door de voorzitter ter terechtzitting aangewezen;

De rechtbank:

op tegenspraak ten aanzien van C., V., VM, LV,

Op strafgebied

Ten aanzien van C., eerste beklaagde

Veroordeelt C. voor de enige bewezen tenlastelegging :

tot een gevangenisstraf van 6 maanden.

Verleent uitstel van tenuitvoerlegging wat betreft de gevangenisstraf voor een termijn van 3 jaar.

Veroordeelt C. tot betaling van:

– een bijdrage van 1 maal 200,00 EUR, zijnde de som van 1 maal 25,00 EUR verhoogd met 70 opdeciemen, ter financiering van het Fonds tot hulp aan de slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en de occasionele redders

– een bijdrage van 20,00 EUR aan het Begrotingsfonds voor juridische tweedelijnsbijstand

– een vaste vergoeding voor beheerskosten in strafzaken. Deze vergoeding bedraagt 50,00 EUR

– solidair met medeveroordeelden V., VM, LV tot de kosten van de strafvordering, op heden begroot op 88,66 EUR.

Ten aanzien van V., tweede beklaagde

Veroordeelt V. voor de enige bewezen tenlastelegging :

tot een gevangenisstraf van 6 maanden.

Verleent uitstel van tenuitvoerlegging wat betreft de gevangenisstraf voor een termijn van 3 jaar.

Veroordeelt V. tot betaling van:

– een bijdrage van 1 maal 200,00 EUR, zijnde de som van 1 maal 25,00 EUR verhoogd met 70 opdeciemen, ter financiering van het Fonds tot hulp aan de slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en de occasionele redders

– een bijdrage van 20,00 EUR aan het Begrotingsfonds voor juridische tweedelijnsbijstand

– een vaste vergoeding voor beheerskosten in strafzaken. Deze vergoeding bedraagt 50,00 EUR

– solidair met medeveroordeelden C., VM, LV tot de kosten van de strafvordering, op heden begroot op 88,66 EUR.

Ten aanzien van VM, derde beklaagde

Veroordeelt VM voor de enige bewezen tenlastelegging :

tot een gevangenisstraf van 6 maanden.

Veroordeelt VM tot betaling van:

– een bijdrage van 1 maal 200,00 EUR, zijnde de som van 1 maal 25,00 EUR verhoogd met 70 opdeciemen, ter financiering van het Fonds tot hulp aan de slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en de occasionele redders

– een bijdrage van 20,00 EUR aan het Begrotingsfonds voor juridische tweedelijnsbijstand

– een vaste vergoeding voor beheerskosten in strafzaken. Deze vergoeding bedraagt 50,00 EUR

– solidair met medeveroordeelden C., V., LV tot de kosten van de strafvordering, op heden begroot op 88,66 EUR.

Ten aanzien van LV, vierde beklaagde

Veroordeelt LV voor de enige bewezen tenlastelegging :

tot een gevangenisstraf van 6 maanden.

Verleent uitstel van tenuitvoerlegging wat betreft de gevangenisstraf voor een termijn van 3 jaar.

Veroordeelt LV tot betaling van:

– een bijdrage van 1 maal 200,00 EUR, zijnde de som van 1 maal 25,00 EUR verhoogd met 70 opdeciemen, ter financiering van het Fonds tot hulp aan de slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en de occasionele redders

– een bijdrage van 20,00 EUR aan het Begrotingsfonds voor juridische tweedelijnsbijstand

– een vaste vergoeding voor beheerskosten in strafzaken. Deze vergoeding bedraagt 50,00 EUR

– solidair met medeveroordeelden C., V., VM tot de kosten van de strafvordering, op heden begroot op 88,66 EUR.

De rechtbank houdt ambtshalve de burgerlijke belangen aan.

Dit vonnis is gewezen en uitgesproken in openbare zitting op 26 mei 2021 door de rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Mechelen, kamer MC4:

PAL Nieuwsbrief

schrijf je gratis in

Blijf op de hoogte met onze dagelijkse nieuwsbrief




Kristof Luypaert (1976) is criminoloog (UGent). Als ex-politiecommissaris en onderzoeksjournalist volgt hij de thema's justitie, politie, misdaad en criminaliteit op de voet. Ook het leven in en rond de Wetstraat kent nog weinig geheimen voor hem.

6 gedachten over “‘Stop islamisering’ -vonnis Voorpost: lees hier de integrale versie”

  1. Hoezo “feiten mogelijk ingegeven door racisme of xenofobie” ???? Dit tart de Logica ! Er zijn toch ook Belgische moslims, hoezo dan…… “xenofobie” . Hoezo “racisme” ? Moslims zij toch geen aparte etnie, want er is een duidelijk merkbaar fysiek onderscheid tussen een moslim uit Sudan, een uit de Maghreb en een uit Maleisië, duidelijk moslims van 3 verschillende etnieën, hoezo dan……. racisme ? Er is overduidelijk iets mis met de opleiding van onze Magistratuur !

  2. Als men de telastlegging leest en die artikels van het strafwetboek en tenslotte de vonnissen dan kom je toch helemaal slecht.. Als men deze straffen oplegt voor een spandoek en een bord dan durf ik dat niet te vergelijken met de toen onnozele rechters tijdens en na de tweede wereldoorlog voor diegene die tegen de bezetter waren…of voorstanders nadien gebleken ..komt bijna overeen met de doodstraf…Daar zien we weer hoe het gesteld is met dees kluchtland..Ze hebben liever kansparels met Kalashnikov op straat dan Vlamingen die hun mening uiten blijkbaar…rellen in Anderlecht,Luik en waar nog allemaal zolang het de onderdrukte Vlaming maar niet is want OWee…Ik schaam mij om Belg op mijn identiteitskaart te hebben..Zucht..

  3. Wordt het niet hoog tijd om deze wereldvreemde en partijdige rechters te vervangen door normale rechters. Bovendien zouden deze dwaze rechters zelf moeten veroordeeld worden voor het beknotten van de vrije meningsuiting. Liefst met effectieve gevangenisstraf tot gevolg omdat ze dat zo graag uitspreken voor ieder die hun mening niet deelt.

Plaats een reactie

Delen