De personeelsleden van de Europese Commissie hebben zichzelf een loonsverhoging toegekend om de kosten van de inflatie tegen te gaan. Nochtans zegt de Europese Commissie tegen lidstaten dat werknemers geen loonsverhoging mogen krijgen omdat dat de inflatie verder zou aanwakkeren. De beslissing steekt schril af tegen de steeds hoger oplopende levensduurte voor de rest van de bevolking.
De Europese Unie waarschuwt al langer voor systemen zoals de automatische loonindexering in België, die de inflatie zou aanjagen. Toch hebben de personeelsleden van de Commissie in België en Luxemburg, met inbegrip van de leden van het College van Commissarissen, in juni een salarisverhoging van 2,4 procent gekregen, met terugwerkende kracht vanaf januari, zo heeft de Commissie bevestigd.
De totale stijging van de loonkosten van de Commissie heeft een netto-effect op de begroting van 78 miljoen euro. De woordvoerder beschreef dit als een “automatische berekening zonder enige politieke discretie”. De aanpassing is echter in strijd met het eigen advies van het uitvoerend orgaan van de EU inzake loonvorming. Volgens de Europese Commissie kan dit een loon-prijsspiraal op gang brengen. Vooral de automatische indexering zoals die nog in België en Luxemburg bestaat, is daar een voorbeeld van en een doorn in het oog van de Commissie.
Vorige maand nog zei de uitvoerende vicevoorzitter van de Europese Commissie, Valdis Dombrovskis, dat de sociale partners een grote verantwoordelijkheid dragen om te voorkomen dat de inflatie zich verankert en de vorming van prijs-loonspiralen te vermijden.
Loonsverhoging voor personeelsleden van Europese Commissie in alle landen
Volgens de EU-regels voor het personeel worden de salarissen jaarlijks aangepast om rekening te houden met de veranderingen in de kosten van levensonderhoud. Dit kan twee keer per jaar gebeuren en met terugwerkende kracht worden toegepast als de inflatie in de referentieperiode boven de 3 procent is gestegen. Dat gebeurde tussen juli en december 2021. De inflatie in België en Luxemburg bedroeg toen gemiddeld 3,5 procent.
Deze indexering wordt vervolgens gecorrigeerd voor wijzigingen in de koopkracht van nationale ambtenaren in 10 EU-landen – België, Duitsland, Spanje, Frankrijk, Italië, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Polen en Zweden. Dat cijfer daalde in dezelfde periode met 1,1 procent, wat resulteerde in de uiteindelijke aanpassing van 2,4 procent. Personeelsleden van de Commissie in andere landen dan België en Luxemburg kregen ook een loonsverhoging, gewogen naargelang de nationale omstandigheden.
“Dit systeem is niet bedoeld om de salarissen te indexeren volgens de inflatie, maar om de ontwikkeling van de koopkracht van de EU-ambtenaren in overeenstemming te houden met die van de nationale ambtenaren”, aldus de woordvoerder van de Commissie.
Luca Visentin van de European Trade Union Confederation (ETUC) vindt de indexering een goede zaak. Hij onderstreept dat hetzelfde indexeringssysteem moet worden toegepast op alle Europese werknemers. Volgens Visentin moet de Commissie dat nu duidelijk aanbevelen aan de lidstaten, wetende dat loondaling leidt tot economische recessie.